Crematie: waarom, waartoe, waarheen?
Prof dr. K. Runia: Geef mij maar een echte begrafenis, met perspectief
Nederland heeft op dit moment 48 crematoria. Er schijnen er nog zo’n veertig bij te komen. Bijna 50 procent van de overleden Nederlanders laat zich cremeren. Cijfers die schokken. Begraven of cremeren? Ook voor kerkelijke mensen is het allang geen uitgemaakte zaak meer dat het begraven wordt.
Het begon allemaal met prozaschrijver Multatuli (Eduard Douwes Dekker). Hij was in 1887 de eerste Nederlander die (weliswaar in Duitsland, maar toch!) werd verast. In 1913 werd door de ”Koninklijke vereniging voor facultatieve crematie” in het Noordhollandse Velsen-Driehuis het eerste crematorium van Nederland gebouwd. Een jaar later had daar de eerste Nederlandse lijkverbranding plaats. Dat was wel bij wet verboden, alleen was er niets geregeld, dus bleven de sancties uit. In 1954 verrees In Dieren het tweede crematorium. Een jaar later werd crematie wettelijk gelegaliseerd; de uiteindelijke gelijkstelling van crematie met begraven kwam pas in 1991 in een nieuwe Wet op de lijkbezorging tot stand.
„Goed noch slecht”
De jaren zestig lieten een snel groeiende belangstelling voor cremeren zien. Toen in 1964 de Acta van de Apostolische Stoel (Rome dus) vaststelde dat cremeren „in zichzelf noch goed noch slecht is”, steeg het crematiecijfer met sprongen. Ook veel protestants-christelijke kerken gaven gaandeweg hun bezwaren tegen lijkverbranding prijs. De generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1961 stelde zich op het standpunt dat voor gereformeerden begraven dé wijze van dodenbezorging zou zijn, maar het klonk allemaal wat aarzelend. Prof dr. G. van der Leeuw, hoogleraar in de godgeleerdheid, wist op een congres in Scheveningen tenminste geen echte bezwaren aan te voeren: „Indien begraven ons meer ligt dan cremeren, is dit slechts een kwestie van traditie en niets meer. Het kan nooit een kwestie van geloof zijn”.
De ontkerkelijking van ons land deed de rest. Op dit moment worden bijna vijftig van de honderd overleden Nederlanders gecremeerd. Een woordvoerder van de Crematie Vereniging Nederland (CVN) verwacht dat dat cijfer de komende jaren gelijk zal blijven.
Velsen
Als ergens cremeren en begraven elkaar lijken te omarmen, dan is het wel op het terrein van het oudste crematorium van Nederland, te Velsen. Het crematorium bevindt zich op het grondgebied van begraafplaats Westerveld. De wandeling langs de graven voert diep het terrein in. Uiteindelijk staat op een duinheuvel het oude koepelgebouw waarin het oudste crematorium van Nederland gevestigd is, omringd door columbaria, urnentuinen en strooivelden.
De urn en het graf, achter hetzelfde hek. Alsof het om dezelfde zaak gaat. Excessen vindt men in elk geval bij beide vormen van lijkbezorging. Een champagne drinkende familie op de begraafplaats is reeds gesignaleerd, evenals een verwoed kanovaarder die in zijn kano werd gecremeerd. Achter hetzelfde hek lijkt de dood zelfs de allerlaatste prikkel ontnomen te worden. Of is het slechts wanhopige schijn, schijn van de mens die volstrekt met lege handen staat?
Het Crematorium Velsen verricht gemiddeld tien crematies per dag. Twee aula’s staan daartoe ter beschikking. Beide aula’s kunnen maximaal zestien crematies per dag aan. „Meer staan we niet toe”, zegt crematoriumdirecteur R. B. de Vos. „Voorheen stond er voor elke crematie een halfuur, maar dat is gewoon te kort. De familie heeft nu een uur voor de hele plechtigheid. Als je dienstverlenend wilt zijn, dan moet je er in elk geval voor zorgen dat mensen voldoende tijd hebben. Het was vroeger wel eens zo dat mensen na een half uur de aula werden uitgekeken, maar dat is verleden tijd”.
Kuyper
Bij de eerste crematie in Nederland zag Abraham Kuyper daarin al „de eerste krachtige poging om de maatschappij uit haar scharnieren te lichten”. Crematie als onderdeel van revolutie! De Vos kan zich, met enige moeite, daarbij wel iets voorstellen. Maar je kunt dat mi niet meer volhouden, zegt hij. „Cremeren geschiedt niet meer vanuit een soort antihouding. Het zijn ook geen theologische overwegingen meer vanwaaruit men kiest voor crematie. De argumenten liggen nu veel meer op het vlak van milieu en ethiek”.
Kiezen voor of tegen cremeren heeft voor De Vos niets met geloof te maken. Ook kerkelijk georiënteerde mensen kiezen er voor. En dat buitenkerkelijke mensen eerder kiezen voor lijkverbranding dan kerkelijke mensen, is volgens hem ook al lang niet meer waar.
De groeiende belangstelling voor crematie loopt opmerkelijk parallel met de ontkerkelijking in Nederland. Hebben beide wellicht met elkaar te maken? De Vos: „Een te moeilijke vraag. Ik ben zelf wel gelovig, maar niet kerkelijk. De maatschappij wordt mondiger. De mens wordt individueler en laat zich minder gezeggen door de groep waartoe hij behoort. Zo’n groep kan dus ook de kerk zijn. Het is een complex maatschappelijk gebeuren dat ertoe heeft geleid dat mensen zich juist van een groepsopvatting willen onderscheiden”.
Geen eeuwigheid?
Voor directeur De Vos mag de keuze voor of tegen cremeren dan niets met geloof te maken hebben, ds. W Pieters, hervormd predikant te Genemuiden, schreef ooit desalniettemin: „Crematie verkondigt: er is geen God, er is geen gericht, er is geen eeuwigheid en er is geen opstanding uit de dood. God Zelf heeft ooit eigenhandig aan lijkbezorging gedaan. Dat was in Deuteronomium 34. Daar sterft Mozes. Dan staat er: „En Hij begroef hem in een dal”. Dat was Gods keus: begraven”.
De Vos gelooft wel in een reïncarnatie, maar niet in een wederopstanding uit de dood. „Dat het graf eens opengaat waarna er iemand van vlees en bloed uit zal opstaan, geloof ik niet. Maar cremeren heeft met die opvattingen ook niets te maken. Het is gewoon een andere vorm van lijkbezorging”.
Begraven roept toch maar het beeld op van de graankorrel die in de aarde valt en op natuurlijk wijze in een jarenlang proces sterft, terwijl crematie meer in zich draagt van het kunstmatige, fabrieksmatige, anderhalf uur durende vernietigingsproces. De Vos: „Ik heb eens gezien dat een graf werd geopend. Ik kan me op dat moment van die graankorrel niets meer voorstellen. As kan ook als zaad worden uitgestrooid over de aarde. Het is alleen de vorm die anders is”. Buiten ligt de oude urnentuin. Daar staan zo’n tienduizend gevulde asbussen. Elders op het terrein liggen de urnengraven. Daarin kunnen maximaal zes asbussen worden begraven, waarna ze afgedekt worden met een natuurstenen plaat. Tóch begraven. De scheidingswand tussen cremeren en begraven wordt flinterdun.
Steriel
Prof dr. K. Runia, emeritus hoogleraar te Kampen, constateert toenemende onvrede over crematie, zelfs uit de hoek van de voorstanders. „Een crematie is een steriel en clean gebeuren. Ik heb zelfs eens een uitvaartondernemer horen zeggen: „Zoals het er in een crematorium aan toe gaat, is het net een fabriek”. Een crematieplechtigheid moet in hoog tempo plaatsvinden. Dominees die er soms bij betrokken zijn, klagen dat er zo weinig tijd is om wat te zeggen. Ze zijn nauwelijks aan het woord, of het rode lampje op de lessenaar gaat al branden: ”Nog drie minuten en dan moet het afgelopen zijn”. Er zijn ook wel families die van het crematorium zeg maar twee perioden huren, om toch maar in rust afscheid te kunnen hemen.
Is er geen dominee bij, dan wordt er wat muziek gedraaid. Mensen kiezen soms populaire muziek, van bijvoorbeeld André Hazes of Mieke Telkamp: Waarom?
Waartoe? Waarheen? Muziek met alleen maar vragen. Er zijn blijkbaar geen antwoorden. Na een paar minuten drukt een bediende van het crematorium op een knopje waarna de kist in een van de ovens verdwijnt. Daarmee is het afgelopen. Die hele entourage is naar mijn gevoel erg kunstmatig en tegen die achtergrond zeg ik: Geef mij dan maar een echte begrafenis. Wat is een echte begrafenis? Als je afscheid neemt in het perspectief van het Evangelie: het weten in de hand van de Heere God te zijn, in leven én in sterven. Zondag 1”.
Onnatuurlijk
„De dood hoort niet bij ons leven”, zegt prof Runia. „God heeft ons niet geschapen om te sterven; het is er uiteindelijk wel van gekomen, maar de mens was geschapen om te leven. In dat verlengde zeg ik: een begrafenis is, de onnatuurlijkheid van de dood ten spijt, een veel natuurlijker proces dan cremeren. Wij zijn stof uit de aarde en we gaan naar de aarde terug. Niet naar moeder aarde, maar naar de aarde, om daarin weder te keren tot stof Het is iets heel groots om bij een open graf te horen: „Ik geloof in de wederopstanding des vleses en het eeuwige leven”. Daar gaat getuigenis van uit. Dan is begraven het strooien van zaad in de aarde in de verwachting dat daaruit, door Gods ingrijpen, weer leven komt.
Na een begrafenis is er wel een groot stuk verdriet, maar tegelijkertijd ook een echt stuk afscheid. Pastoraal gezien bezwaart me crematie ook, de nabestaanden hebben nauwelijks tijd om afscheid te nemen, en helemaal geen plaats om afscheid te blijven nemen. Nadat de kist in het crematorium achter het gordijn verdwijnt, wordt alles door het vuur verteerd. En als niet alles verteerd is, hebben ze wel een soort apparaat waarmee de laatste beenderresten verpulverd worden. Vervolgens kun je in een urn de as meekrijgen. Maar wat is as? Daarin zit toch geen enkele herinnering? Hoe koel, hoe zakelijk is dat allemaal”.
Genezing
„Bij een open graf zie je hoe de kist in het graf daalt. Ik vind tenminste dat dat hoort. Die kist mag je niet zo maar boven niet graf laten staan om ervan weg te lopen. Dan verhul je de werkelijkheid. Die kist daalt in het graf Dat is een emotioneel afscheid, maar zo maak je het begraven werkelijkheid.
Dat graf is een punt, een plaats waarnaar je voortdurend terug kunt keren. Het afscheidnemen kun je voortzetten.
Volgende week.
Volgende maand.
Volgend jaar Aan de andere kant: Ik ben niet iemand die voortdurend naar een graf van een geliefde zou lopen. Ik heb in mijn jeugd mensen meegemaakt die door een ongeluk een zoon verloren. Een ontzaglijk ingrijpend iets.
Zolang ik in dat dorp gewoond heb, zag ik die mensen naar het graf gaan. Week in, week uit. Dan is het denk ik geen afscheidnemen meer, maar het almaar opnieuw bevestigen van je verdriet.
Daarmee moet je ook voorzichtig zijn. Voor het overige is een graf een aanwijsbare plaats: Daar heb ik hem of haar begraven. Op die plaats komen de herinneringen terug. Dat is als een genezingsproces”.
Verlegenheid
De mens is niet geschapen om te sterven en weet dientengevolge geen raad met de dood. Vindt prof Runia die verlegenheid meer bij een crematie terug dan bij een begrafenis? „In de vorige eeuw zette men bij een lijkverbranding een heel duidelijke punt: Nou is het afgelopen. En al die verhalen van de kerk over een wederopstanding, dat kan nu gewoon niet meer. Punt. Finished. Het levensboek is uit en we zetten er een heel harde streep onder. Dat zat er vroeger wel achter, dat verzet tegen de christelijke gedachte dat de dood niet het laatste woord heeft. Of dat nu nog zo is, weet ik niet. Er spelen andere argumenten mee die schijnen te pleiten voor crematie: „Ik vind het veel hygiënischer”, zegt er een. „Nederland is vol, en as neemt minder plaats in dan een graf”, zegt een ander Die levensbeschouwelijke argumenten van toen schijnen tegenwoordig in elk geval minder gewicht in de schaal te leggen.
Zou cremeren nu echt hygiënischer zijn dan begraven? Ds. W G. Overbosch in Amsterdam, die zich altijd intensief met de teraardebestelling heeft beziggehouden, constateert dat rondom crematoria op den duur de bomen gaan sterven. Dat zegt nogal wat!”
Ontwend
„De moderne mens is wel degelijk verlegen met de dood. Maar gelovigen ook! Ik heb eens gelezen van Hiëronymus van Alphen. Toen Van Alphen 37 jaar was, had hij dertig keer van nabij de dood meegemaakt. Wanneer komt de moderne mens nu nog met de dood in aanraking? Ik heb wel studenten gehad die in 25 jaar nog nooit een dode hadden gezien. We hebben dat geweldig weggestopt. Dat is een vlucht. En daarom weten we ook niet meer hoe we ons moeten opstellen”.
Als prof Runia zegt: „Geef mij maar een echte begrafenis”, betekent dat dan dat cremeren geen echte vorm van lijkbezorging is? „Vanuit de christelijke traditie hebben we altijd gekozen voor het begraven. Achan werd gestenigd en vervolgens verbrand. Dat was een vloek. De Heere Jezus is begraven. Daarbij heeft de jonge kerk zich aangesloten. Karel de Grote heeft een verbod uitgevaardigd tegen lijkverbranding, want, zei hij, „men mocht niet afscheid nemen met de riten van de heidenen”. De Reformatie is in dat spoor verder gegaan. Christus is gestorven en begraven en wederopgestaan. Daarop is de christelijke traditie gebaseerd en ik kan me goed voorstellen dat de kerken die lijn altijd hebben gevolgd. In die zin is begraven de meest natuurlijke vorm van lijkbezorging”.
Zou de toegenomen belangstelling voor cremeren, parallel lopend aan de ontkerkelijking, te maken hebben met de veranderende opvattingen over dood en eeuwigheid? „Je kunt vaststellen dat in Nederland het besef van een leven na dit leven aan het verdwijnen is. Dat kom je ook al binnen de kerken tegen! Bij rooms-katholieken, bij gereformeerden, bij hervormden. Het leven is afgelopen, denkt men dan, en het heeft dan ook geen zin nog iets in een graf te bewaren. Dan kun je het allemaal net zo goed definitief opruimen. Schluss! Ik heb er nooit onderzoek naar gedaan of die crematiegolf werkelijk te maken heeft met de ontkerkelijking, maar het zou me niets verbazen”.
Dit is het laatste deel in de tiendelige serie ”Uit de tijd”.
Verwachting
Crematie wordt uit verschillende motieven gezocht. Het is goedkoper en zou ook hygiënischer zijn. Daarbij komt het esthetische motief: wie begraven wordt, gaat tot ontbinding over. Hier openbaart zich de (bewuste of onbewuste) drang van de mens om het oordeel te ontlopen dat krachtens de zonde op ons rust: „Gij zult stof en tot stof zult gij wederkeren” (Genesis 3:19). Crematie vloekt bovendien met het geloof in de opstanding des vleses. In het licht van de Schrift is crematie dan ook onhoudbaar. Verbranding gold als een straf op vreselijke zonden (Leviticus 20:14 en 21:19; Jozua 7:25)- Begraven is dé manier van lijkbezorging in de Bijbel.
Ook de Heere Jezus is begraven. Hij is het tarwegraan dat in de aarde valt en sterft om vrucht te dragen. De apostel Paulus gaat daarop door in 1 Korinthe 15, een hoofdstuk dat heel zijn betekenis verliest bij een crematie-oven of in een urnentuin.
Zij die de Heere vrezen, zullen geen andere weg willen gaan dan die van de Borg.
Hij heeft het graf der Zijnen geheiligd en Hij zal eenmaal komen om het lichaam dat Hij kocht met Zijn dierbaar bloed. Gelukkig zijn zij die deze verwachting mogen kennen als een gegronde verwachting!
Ds. C. Sonnevelt, Veenendaal
Getuigenis
Een van de tekenen dat ons volk weggroeit van de Bijbel als Woord van God, en dus ook van het joods-christelijke denken, is de opkomst van het cremeren in deze eeuw. Het is duidelijk dat het bewust cremeren in strijd is met Gods zorg en aandacht voor het lichaam, dat Hij uit de aarde schiep en dat bij het begraven er weer in wordt gelegd tot de wederopstanding.
Het stagneren van de groei in het aantal crematies in de jaren negentig is helaas niet een teken van terugkeer naar de God van de Bijbel. Het bespreekbaar maken van oneigenlijke argumenten voor cremeren, zoals hygiëne, milieu, ruimtegebrek en dergelijke, vraagt van de voorstanders van begraven wijsheid, omdat het bijbelse denkkader bij velen tegenwoordig ontbreekt. Laten we de gesprekken over begraven en cremeren meer aangrijpen om te getuigen van Hem Wiens zorg niet alleen over het ongeboren leven, maar ook over het gestorven lichaam gaat.
Ds. P. Vermaat, Maassluis
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's